biografie: Frans Bude
Franciscus Hyacinthus Gerardus Antonius Budé [Maastricht 1945 - ]
Na de kweekschool voor onderwijzers te hebben doorlopen was Frans jarenlang werkzaam in het onderwijs; vanaf 1988 nog uitsluitend actief als dichter en beeldend kunstenaar. Budé debuteerde in 1968 met gedichten in Elseviers Weekblad. Daarna verschenen gedichten in Raster, De Gids, De Revisor, Yang, Parmentier en Dietsche Warande & Belfort. In 1984 verscheen een bundeling van zijn poëzie onder de titel Vlammend marmer. Voor het Limburgs Dagblad schreef hij vanaf 1984 over beeldende kunst en literatuur.
Budé's poëzie is hermetisch van aard en de thema's die hij behandelt zijn dood en verlies. Daaraan is alleen te ontsnappen door menselijk contact en vooral door de verbeelding in het vers. Hoewel veel gedichten van Budé een autobiografische, aan streek en tijd gebonden oorsprong hebben, schrijft hij zijn poëzie daarvan weg en streeft hij naar een abstractie. Daarbij speelt hij vooral een talig spel, waarbij door afwijkende constructies het zogenaamd bekende vervreemd wordt. Vanaf zijn eerste bundel blijkt Budé gefascineerd door uitgestorven of gevangen dieren. In Vlammend marmer zijn dat dieren uit de Krijtperiode, in Grenswacht (1987) en De onderwaterwind (1991) zijn het gevangen of gekooide dieren.
In later werk wordt de oorsprong van zijn gedichten concreter en herkenbaarder verbonden met zijn geboortestreek. Zo is hij in De onderwaterwind gericht op het landschap van Zuid-Limburg. Daarna worden zijn gedichten steeds toegankelijker, maar ze worden niet minder autonoom.
Budé huldigt de opvatting dat poëzie vragen moet opwerpen en interpretaties open moet laten.