inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 1.499):

De Akelei (Dürer)

Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig - dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in 't licht der ruit
zoals hij het gevonden had.

Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk'le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.

En uur aan uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant-
zo glanzend kwam de omtrek vrij.

Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem'rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;

de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.

In 't vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van 't raam
schreef hij de letters van zijn naam
en 't jaartal glimlachend erbij.

------------------------------------
uit: Tijdschrift 'Tijd en taak'.

Schrijver: Ida Gerhardt
Inzender: im, 11 april 2011


Geplaatst in de categorie: schilderkunst

4.2 met 4 stemmen aantal keer bekeken 8.145

Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Ralameimaar , een jaar geleden
Zo prachtig weergegeven hoe een schilder zich verliest in de schoonheid van een plant, zoals een dichter zich verliest in het weergeven wat je wilt zeggen
Frieda Kok, 2 jaar geleden
Vooral de eerste alinea is ontroerend goed van toepassing op mijn man.
Hij koestert ieder plantje, al groeit het tussen de tegels, geeft ze een nieuw plekje zodat ze weer kunnen floreren.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)