Moordend lief
Laat mij, laat mij even
op je grijze slapen
glijden naar het bronstig bonken
van ons hart,
toen de trein aan ons voorbij trok
en twee lijven in een weide zonder einde,
schaamteloos elkaar verkozen
boven plicht en vaderschap.
Nooit meer zou een man, een man,
een vrouw, een vrouw,
tot zeven maal bevrucht, beklad,
veroordeeld tot een krijsend hart,
nog één maal liefde geven.
Voortaan was ik jouw kracht
en jij mijn vuur
dat laaiend in Ardeense pracht
ons beider vrouwen heeft verkracht.
Je zachte handen om mijn leest,
je huid, je haar,
bracht glorie en verraad,
je hartstocht was mijn zekerheid:
verlaat haar maar.
Nooit was een lief zo levend lief
en moordend hard.
Het jubelde,
het kind in ons.
Ontdaan en dood,
het kind van ons.
Een dolk in eigen hart,
tot zeven maal.
Geplaatst in de categorie: liefde