Geuze-Vesper of Ziekentroost voor de Vierenentwintig
Had hij Holland dan gedragen,
Onder 't hart,
Tot zijn afgeleefde dagen,
Met veel smart,
Om 't meinedig zwaard te laven,
Met zijn bloed,
En te mesten kraai en raven
Op zijn goed?
Maar waarom de hals gekorven?
Want zijn bloed
Was in d' aders schier verstorven;
In zijn goed
Vond men nooit de pistoletten
Van 't verraad,
Uitgestrooid om scharp te wetten
's Volleks haat.
Gierigheid en wreedheid beide,
Die het zwaard
Grimmig rukten uit der scheide,
Nu bedaard,
Zuchten: Wat kan ons vernoegen
Goed en bloed?
Och, hoe knaagt een eeuwig wroegen
Ons gemoed!
Weest tevreen, haalt Predikanten,
West en Oost:
Gaat en zoekt bij Dordtse santen
Heil en troost:
't Is vergeefs, de Heer koomt kloppen
Met zijn Woord.
Niemand kan de wellen stoppen
Van die Moord.
Besluit
Spiegelt, spiegelt u dan echter,
Wie gij zijt:
Vreest de worm, die deze rechter
't Hart afbijt.
Schendt uw handen aan geen vaders,
Dol van haat.
Scheldt geen vromen voor verraders
Van de Staat.
Vierentwintig - de vierentwintig rechters die Oldebarnevelt ter dood veroordeelden
santen - 'heiligen': de predikanten van de Synode van Dordtrecht(1631)
Inzender: Redactie (H), 31 mei 2024
Geplaatst in de categorie: politiek
Joost van den Vondel kan werkelijk heel goed omgaan met beeldspraak en dubbelzinnigheden.
Naar mijn mening is het een van de beste politieke gedichten uit die tijd.
Vondel verdedigt Oldebarnevelt door hem als een vaderlandliefhebber te beschrijven en hij verwijt de rechters dat ze hem tot de dood hebben veroordeeld.
Het gedicht is in één woord fantastisch!