Geronnen over mij en buitenshuis mij
ingesponnen, bloedgeile zon die nodig moet.
De man de vrouw en het tonggruis dat ons
verstommen doet. Bij het zwembad zoekt
een rug afkoeling. Dat blauw moet jou
te binnen zijn gevallen; je armen tillen
het oppervlak. Het water een krater
onder de gloed. Ik zie jouw buiging
over de rand. Ongemoeid zoek…
Het zand in haar navel, een ijsje in haar hand.
Smelt het, dan zand erover. Strand vlakt uit.
Ze noemt de wind een val, blaast hem aan
bovenhuids. Uit de zee doemt mist die haar
inkuilt in een glazen kist. IJsbloem in de zomer.
Loodzwaar achter een raam met leeftocht staan.
Het licht doorwaden in een lens. Tintelingen
in een glasfiguur. Slaapt…